De baanwachter

De baanwachter

des kinds mond was gevallen. De baanwachter legde eenige aardappels op eene telloor voor de oude vrouw en wierp er een klompje boter bij, waarna hij de aardappels zorgelijk tot moes pletterde en de blinde eene vork in de hand gaf met den wensch: "Wel bekome het u, moeder lief!" Dan eerst goot hij de saus over den gemeenen grooten schotel en gaf het teeken tot het avondmaal door de woorden: "Nu het ijzer gesmeed, terwijl het heet is! Smakelijk, kinderen!" Het ware een lust geweest, te zien hoe deze lieden, met den lach des genots in de oogen, den groven kost verslonden, evenals aten zij kiekens en pasteien. Ook duurde het niet lang, of de groote schotel was zoo schoon uitgeveegd, als hadde men hem eerst afgewasschen. De blinde vrouw alleen was achtergebleven, doordien zij moeite had om met de vork hare spijs te vinden; maar nu hielpen haar van den eenen kant de baanwachter en van den anderen zijn zoon Sander. Beurtelings brachten zij met liefdevolle bezorgdheid de gro

Write Your Reviews