Judith

Judith

treurspel in vijf bedrijven

den, van het altaar op hen neerzag. Zij huizen in 't gebergte. ~Holofernes.~ Welke steden bezitten ze? Wat kunnen ze, welke koning heerscht over hen; hoeveel krijgsvolk staat hem ter beschikking? ~Gezant uit Mes.~ Heer, dat volk is schuw en wantrouwend. Wij weten niets van hun onzichtbaren god. Zij vermijden alle aanraking met vreemde volken. Zij eten en drinken niet met ons, op z'n hoogst vechten zij met ons. ~Holofernes.~ Waarom spreekt ge, als ge mijn vraag niet kunt beantwoorden? (Hij wenkt met de hand, de gezanten vertrekken na kniebuiging en nedervallen) De hoplieden der Moabieten en Ammonieten moeten vòòrkomen! (Heraut af) Ik acht een volk dat mij tegenstand wil bieden. Jammer, dat ik alles wat ik acht moet vernietigen! (De hoplieden op, onder hen Achior). ~Holofernes.~ Wat is dat voor een volk dat in 't gebergte huist? ~Achior.~ Heer, ik ken het wel en ik zal u vertellen hoe het er mee gesteld is. Dit volk is verachtelijk wann

Write Your Reviews